Wie is het bevoegd gezag bij windparken op land?
Richten wij als bewoners ons wel op de juiste instantie met onze zorgen omtrent de windmolens? In het vaak aangehaalde Energieakkoord 2013, waarin een taakstelling van 6000 MW aan windenergie op land is opgenomen, is vastgelegd dat gemeenten bevoegd zijn voor windparken tot slechts 5 MW. Dit is het zgn. vollastvermogen, dus geen opbrengst. Dat zijn dan maximaal twee ‘kleinere’ 2 MW windmolens, zoals die bij Houten met totale tiphoogte van 150m. De provincie is dan bevoegd voor windparken van 5 tot 100 MW vollast. Een eventueel akkoord met de Gemeente kan dus overruled worden door de Provincie. Dat is onlangs gebeurd bij plannen voor megagrote windmolens in Korendijk.
Vele projecten met wind op land kennen lange, vaak felle strijd, die ontbreekt bij zonneweideprojecten ,omdat de milieueffecten heel veel kleiner zijn: de impact op de kwaliteit van onz leefomgeving is zeer gering tot zelfs positief. Zie bijv. de ‘veenbrand’ in het recente artikel Rechte lijnen door de horizon, waar men molens op land in een fraai landschap plaatsen wil.
Om al deze ellende te voorkomen is ons motto vanaf het begin:
Zonnepanelen OK, windmolens Nee, die horen op ZEE!
Download PDF Energieakkoord 2013
Lees hieronder meer over ‘Wie is het bevoegd gezag’
Aandacht voor bewoners
Van de potentiële gebieden voor grootschalige windenergie bestaat een deel uit landelijk gebied met dorpen en verspreide huizen. De overheid erkent dat de bouw van grote windturbines van grote invloed is op het vertrouwde landschap en signaleert dat mensen zich daarover zorgen maken. Er moet daarbij ook aandacht zijn voor de andere economische dragers van gebieden zoals bijvoorbeeld toerisme en recreatie.
De overheid zal moeten verantwoorden hoe de belangen van bewoners zijn afgewogen tegen het belang van een duurzame energie-infrastructuur, en hoe dit tot de gebiedskeuze heeft geleid. Daarnaast zal ook moeten worden gewerkt aan het besef dat windturbines onderdeel uitmaken van het verduurzamingsbeleid. Ook kan acceptatie worden verbeterd door bij voorbeeld het betrekken van burgergroeperingen bij het planproces. In deze structuurvisie gaat de aandacht vooral uit naar de grootschalige ontwikkeling van windenergie. Echter, met alleen de bouw van grote windturbineparken zal Nederland zijn windenergiedoel niet halen. Op vele andere plaatsen zullen provincies en gemeenten ruimtelijke besluiten dienen te nemen over kleinere opstellingen van windturbines. Daarom zullen windturbines in de toekomst in veel meer gebieden in Nederland een grote of kleine rol in het landschap gaan spelen.
Kritisch kijken naar regelgeving
Nederland bestaat niet alleen uit steden en dorpen enerzijds en leeg agrarisch gebied anderzijds; er zijn tal van andere gebruiksfuncties die ruimte nodig hebben en die zich in meer of mindere mate met windturbines verdragen. Denk aan natuur, luchtvaart, defensieobjecten, dijken, (vaar)wegen, bedrijfsterreinen en aardgastransportleidingen. Ook voor de bescherming en ontwikkeling van deze belangen zijn op rijksniveau doelstellingen geformuleerd en zijn er in Nederland wetten en regels van kracht die eisen stellen en beperkingen opleggen aan de ontwikkeling van windenergie. Bij de ontwikkeling van windturbineprojecten zullen die regels in acht moeten worden genomen. Veel locaties en gebieden in Nederland zijn hierdoor bij voorbaat ongeschikt voor windturbines. Door zowel provincies als door de windenergiebranche is in de afgelopen jaren opgemerkt, dat een deel van de regels onnodig streng uitwerkt voor windturbines en aldus de keuze van goede windturbinegebieden soms ten onrechte in de weg staat. Omdat het opwekken van voldoende windenergie een nationaal belang is, dient de noodzaak tot een aanpassing van de regels te worden onderzocht met inachtneming van de belangen die door de regels worden beschermd.
Wie doet wat in bestuurlijk Nederland?
Met de groei van de omvang van windturbineparken groeide ook de moeilijkheidsgraad om als overheden hierover onderling goed afgestemde besluiten te nemen. Het decentrale karakter van de Wet ruimtelijke ordening speelt hierbij een rol, omdat primair de gemeente besluiten neemt. Om de doorlooptijd van projecten te versnellen werd in 2009 de Elektriciteitswet 1998 gewijzigd en de rijkscoördinatieregeling (RCR) uit de Wet ruimtelijke ordening van rechtswege van toepassing verklaard op energieprojecten van nationaal belang, waaronder ook windenergieprojecten van ten minste 100 MW. Met de rijkscoördinatieregeling is de minister van Economische Zaken samen met de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag voor het vaststellen van het inpassingsplan en coördineert de minister van Economische Zaken de vergunningverlening door de bevoegde gezagen zoals gemeenten en provincies. Zo is zorgvuldigheid en efficiënte samenhangende besluitvorming gegarandeerd. Een vergelijkbare taak is in de Elektriciteitswet 1998 vastgelegd voor het provinciale bestuur; dat kan besluiten over windenergieprojecten tussen 5 en 100 MW coördineren en daarvoor zo nodig inpassingsplannen vaststellen. Omdat in gebieden die aantrekkelijk zijn voor opwekken van windenergie, de projecten van Rijk en provincie kunnen samenlopen, is er in de afgelopen jaren bestuurlijke drukte ontstaan die vraagt om een heldere taakverdeling in de uitvoeringspraktijk.
Bron: http://www.platformparticipatie.nl/Images/Structuurvisie%20Windenergie%20op%20Land_tcm318-352454.pdf blz 8 en 9.